ECLI:NL:HR:2000:AA7841
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A.E. de Moor
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van omzetbelasting voor filmproducties en de voorwaarden voor aftrek
In deze zaak gaat het om een verzoek van de besloten vennootschap X B.V. te Z om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak januari 1998. De Inspecteur had bij beschikking van 1 mei 1998 een teruggaaf verleend van f 28.815,--, maar dit bedrag was lager dan het door belanghebbende gevraagde bedrag van f 30.066,--. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur zijn beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de maaltijden die door een cateringbedrijf werden verstrekt, als ter plaatse verstrekt konden worden aangemerkt. De Hoge Raad stelde vast dat de maaltijden niet op een van de bedrijfsvoering van de verstrekker onafhankelijke plaats werden genuttigd, maar in een door belanghebbende gehuurde ruimte. Dit leidde tot de conclusie dat de aftrek van omzetbelasting niet uitgesloten kon worden op basis van artikel 15, lid 5, van de Wet op de omzetbelasting 1968. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en verleende een teruggaaf van f 1.251,-- aan belanghebbende.
Daarnaast werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 1.420,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in cassatie en f 710,-- voor de kosten in het geding voor het Hof. De uitspraak van de Hoge Raad is op 25 oktober 2000 gedaan en is openbaar uitgesproken.