ECLI:NL:HR:2000:AA7838
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en discriminatie zelfstandigenaftrek
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 augustus 1999, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 werd gehandhaafd. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 88.324,--. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad behandelt de middelen van cassatie, waarbij het eerste middel betoogt dat de leeftijdsgrens van 65 jaar voor de zelfstandigenaftrek, zoals opgenomen in artikel 44m van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, een verboden discriminatie oplevert in de zin van artikel 26 van het IVBPR en/of artikel 14 van het EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat dit middel faalt, omdat de verhogingen van de zelfstandigenaftrek na de invoering van de wet niet in strijd zijn met de oorspronkelijke doelstelling van de aftrek. De leeftijdsgrens is objectief en redelijkerwijs te rechtvaardigen.
De overige middelen van cassatie worden eveneens verworpen, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest is op 25 oktober 2000 vastgesteld door de vice-president en de raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.