ECLI:NL:HR:2000:AA7792
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor valsheid in geschrift en bewijsuitsluiting door de Belastingdienst
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Meijers. De veroordeling van het Hof was gebaseerd op feiten die zich hebben voorgedaan tussen 31 maart 1991 en 27 december 1995, waarbij de verdachte op AWW/WAO-formulieren niet heeft opgegeven dat hij inkomsten uit arbeid had. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht vernietigd en de verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad overweegt dat het middel dat klaagt over het ontbreken van een gewaarmerkt afschrift van de bestreden uitspraak faalt, omdat dit afschrift inmiddels in het dossier is gevoegd. Daarnaast wordt het verweer van de verdachte dat de Belastingdienst in strijd met de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR informatie heeft verstrekt, verworpen. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de startinformatie niet afkomstig was uit een persoonsregistratie in de zin van de Wet persoonsregistraties (WPR) en dat de informatie die door de Belastingdienst is verstrekt, niet onder de werking van de WPR valt.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden. De verwerping van de middelen door het Hof is niet onbegrijpelijk en geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte is veroordeeld voor valsheid in geschrift.