ECLI:NL:HR:2000:AA7787
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 maart 1999 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in Argentinië in 1947, was eerder vrijgesproken door de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam op 26 januari 1998, maar het Hof heeft deze vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft cassatie ingesteld, maar richtte zich kennelijk niet tegen de vrijspraken die door het Hof zijn gegeven.
De advocaat van de verdachte, mr. H.R. Kant, heeft schriftelijk middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, omdat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Aangezien geen van de middelen tot cassatie kan leiden en er ook geen andere gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak, wordt het beroep verworpen.
Het arrest is gewezen door vice-president W.J.M. Davids, met medewerking van de raadsheren F.H. Koster, A.M.M. Orie, A.M.J. van Buchem-Spapens en J.P. Balkema, en is uitgesproken op 24 oktober 2000. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.