ECLI:NL:HR:2000:AA7786
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 maart 1999 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1958. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wat resulteerde in een gevangenisstraf van twee jaar. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. J.I.M.G. Jahae, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd voor wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde en dat de kwalificatie moet worden verbeterd. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof ten onrechte de kwalificatie van het bewezenverklaarde had geformuleerd. De Hoge Raad heeft de kwalificatie verbeterd naar "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B, Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd". Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het Hof ten onrechte de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet had aangehaald bij de strafoplegging, terwijl de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet van toepassing zijn. Hierdoor is de bestreden uitspraak voor wat betreft de strafoplegging niet in stand gebleven.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat de zaak voor wat betreft de strafoplegging opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep is voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken op 24 oktober 2000.