ECLI:NL:HR:2000:AA7418
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en fiscale eenheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vennootschapsbelasting van de besloten vennootschap X B.V. De belanghebbende, die deel uitmaakt van een internationaal concern dat kartonnen verpakkingen produceert, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak draaide om de vraag of de Inspecteur de belastbare winst van belanghebbende over het jaar 1991 terecht had verhoogd, op basis van de gewijzigde handelsrelatie tussen de vennootschappen binnen het concern.
De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur onvoldoende had aangetoond dat de winstmarge van de belanghebbende niet meer op zakelijke gronden was gebaseerd. De belanghebbende had in het verleden een winstopslag van 1% gehanteerd, maar na een wijziging in de bedrijfsvoering was deze winstopslag verhoogd naar 2%. De Inspecteur had de belastbare winst van belanghebbende verhoogd, omdat hij meende dat de winstmarge te laag was. Het Hof had echter geoordeeld dat de Inspecteur niet voldoende had aangetoond dat de daling van de winstmarge niet gerechtvaardigd was.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende. Dit arrest benadrukt het belang van zakelijke grondslagen in de fiscale beoordeling van vennootschappen en de noodzaak voor de Inspecteur om zijn standpunten voldoende te onderbouwen.