ECLI:NL:HR:2000:AA7415
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van Brunschot
- J. van Vliet
- M. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen na-heffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de vennootschap onder firma V.o.f. X te Z tegen de uitspraak van het Gerechts-hof te ’s-Gravenhage van 17 februari 1999, betreffende een na-heffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994. De Inspecteur had een na-heffingsaanslag opgelegd van f 12.043,-- aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent, waarvan de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op vijftig procent. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende haar bezwaarschrift niet had gemotiveerd, ondanks herhaalde verzoeken daartoe.
Het Hof bevestigde de niet-ontvankelijkheid, waarbij het oordeelde dat de Inspecteur terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien belanghebbende driemaal de gelegenheid had gekregen om het verzuim te herstellen. Het Hof verwierp ook het verweer van belanghebbende dat de niet-ontvankelijkheid achterwege had moeten blijven, omdat haar adviseur had verzuimd de motivering in te dienen. Het Hof stelde vast dat er geen steun in de wetsgeschiedenis was voor deze stelling en dat het handelen van de adviseur niet nader was gemotiveerd.
In cassatie werd de vraag aan de orde gesteld of het Hof terecht had geoordeeld dat belanghebbende niet-ontvankelijk was in haar bezwaar. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof juist had vastgesteld dat een bezwaarschrift de gronden van het bezwaar moest bevatten en dat de Inspecteur een bezwaar niet-ontvankelijk kon verklaren indien niet aan dit vereiste was voldaan, mits de indiener de gelegenheid had gehad om het verzuim te herstellen. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden, omdat de oordelen van het Hof niet blijk gaven van een onjuiste rechtsopvatting.