ECLI:NL:HR:2000:AA7402
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak van mishandeling in het kader van ouderlijk tuchtrecht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, waarin de verdachte op 8 maart 1999 vrijgesproken werd van meerdere tenlastegelegde feiten van mishandeling van zijn kinderen. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die meent dat de vrijspraak niet op de juiste gronden is gegeven. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van zijn kinderen in de periode van 1 januari 1992 tot en met 1 juni 1996, waarbij hij hen op verschillende manieren zou hebben geslagen en pijn zou hebben aangedaan. Het Hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de grenzen van het ouderlijk tuchtrecht had overschreden, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof bij zijn bewijsbeslissing niet op de grondslag van de tenlastelegging heeft beraadslaagd. De vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht is niet op de juiste wijze beoordeeld, omdat het Hof het ouderlijk tuchtrecht als een straf- of kwalificatieuitsluitingsgrond heeft betrokken, wat niet deel uitmaakt van de tenlastelegging. Hierdoor is de vrijspraak niet geldig in de zin van artikel 430 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids, samen met de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, en is uitgesproken op 10 oktober 2000.