ECLI:NL:HR:2000:AA7365
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van echtscheidingsconvenant en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap
In deze zaak gaat het om de vernietiging van een echtscheidingsconvenant dat op 15 november 1993 door partijen is ondertekend. De man en de vrouw, die op 25 maart 1970 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, hebben hun huwelijk op 22 juli 1996 ontbonden. De vrouw vorderde in de procedure de vernietiging van het convenant, omdat zij meende dat zij bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap benadeeld werd. De Rechtbank te Haarlem heeft in een tussenvonnis van 27 mei 1997 een deskundigenonderzoek bevolen en de verdere beslissing aangehouden. De man heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 17 september 1998 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en de zaak heeft teruggewezen voor verdere afdoening.
In cassatie heeft de man het arrest van het Hof bestreden, waarbij de vrouw niet verschenen was. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap niet eerder plaatsvond dan op de datum van ontbinding van het huwelijk, zijnde 22 juli 1996. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof de betekenis van het convenant correct heeft geïnterpreteerd en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een andere peildatum voor de waardering van de goederen rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.