ECLI:NL:HR:2000:AA7307
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een persoon aan Duitsland in verband met oplichting en verduistering
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland, die in Nederland gedetineerd was. De Arrondissementsrechtbank te Haarlem had op 9 maart 2000 de uitlevering toelaatbaar verklaard voor strafvervolging wegens oplichting en verduistering. De opgeëiste persoon, geboren in 1963, had in de periode van 6 tot 8 augustus 1998 verschillende voertuigen gehuurd bij autoverhuurbedrijven in Keulen en deze niet teruggebracht. De Hoge Raad kreeg het beroep in cassatie van de opgeëiste persoon, die door zijn advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Kengen werd bijgestaan. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer concludeerde dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank vernietigd moest worden en dat de uitlevering ontoelaatbaar verklaard moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onjuist had geoordeeld door de feiten als oplichting te kwalificeren, omdat er geen sprake was van het aannemen van een valse hoedanigheid. De feiten waren echter wel te kwalificeren als verduistering. De Hoge Raad behandelde ook het verweer van de opgeëiste persoon dat de uitlevering ontoelaatbaar moest worden verklaard op basis van het ne bis in idem-beginsel, omdat hij al was veroordeeld in Oostenrijk voor soortgelijke feiten. De Rechtbank had echter terecht geoordeeld dat de feiten waarvoor uitlevering werd verzocht niet in het Oostenrijkse vonnis waren betrokken, waardoor het ne bis in idem-beginsel niet van toepassing was.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat de middelen van de opgeëiste persoon niet tot cassatie konden leiden en dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de Rechtbank.