ECLI:NL:HR:2000:AA7306
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verwerping van cassatie in een zaak van poging tot doodslag met vuurwapen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en kreeg een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd. De veroordeling volgde op een incident dat plaatsvond op 3 maart 1995 in een café in Amsterdam, waar de verdachte met een vuurwapen op een slachtoffer schoot. Het Hof had het vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 16 juni 1998 vernietigd.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie, dat door de advocaat van de verdachte was ingediend, niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak. De advocaat-generaal Machielse had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden. De Hoge Raad bevestigde dat de bewezenverklaring van het opzet van de verdachte voldoende was onderbouwd en dat de omstandigheden waaronder de verdachte handelde, zoals het schieten in een druk café, wezenlijk bijdroegen aan de vaststelling van zijn opzet. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de kans dat hij een ander zou raken, en dat het middel dat stelde dat het wapen per ongeluk was afgegaan, niet houdbaar was.
Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest werd uitgesproken door de vice-president en vier raadsheren, waarbij de griffier aanwezig was. Het arrest is gepubliceerd in de rechtspraak en heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van opzet in strafzaken.