ECLI:NL:HR:2000:AA7305

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01441/00 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.E. Haak
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Macedonië

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Macedonië, die in Nederland gedetineerd was. De opgeëiste persoon, geboren in Tsjecho-Slowakije in 1957, had geen bekende woonplaats in Nederland en was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring 'De Zwaag' te Hoorn. De rechtbank had de uitlevering toelaatbaar verklaard, wat leidde tot het cassatieberoep van de opgeëiste persoon.

Namens de opgeëiste persoon heeft advocaat mr. A.A. Franken middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden, zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad concludeert dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie kan leiden en er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is uitgesproken door de president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

3 oktober 2000
Strafkamer
nr. 01441/00 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de
Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 15 februari 2000, parketnummer
98-T2-13-7100-025, op een verzoek van de Macedonische autoriteiten tot
uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije) op
[geboortedatum] 1957, zonder bekende woonplaats hier te lande, ten tijde van de
bestreden uitspraak uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring “De
Zwaag” te Hoorn.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft toelaatbaar verklaard de uit-levering van [de opgeëiste
persoon] aan de Republiek Macedonië tot tenuitvoerlegging van de vrijheids
-benemende straf hem opgelegd ter zake van het feit zoals omschreven in het in
de bestreden uitspraak onder 3 genoemde arrest.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon.
Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur
middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal
verwerpen. De conclusie en de aanvullende conclusie zijn aan dit arrest gehecht.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de
raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden op de gronden als vermeld onder 2 tot en
met 4 in de conclusie van de Advocaat-Generaal.
4. Beoordeling van het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO,
geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van
rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden,
terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden
uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden
verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president W.E. Haak als voor-zit-ter, en de
raadsheren G.J.M. Corstens en J.P. Balkema, in bijzijn van de griffier S.P.
Bakker, en uitgesproken op 3 oktober 2000.