ECLI:NL:HR:2000:AA7281
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- P. Neleman
- R. Herrmann
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot schadevergoeding door de Staat
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] B.V. en de Staat der Nederlanden. De zaak begon met een vordering van de Staat, die [eiseres] had gedagvaard voor de Rechtbank te Breda op 8 mei 1987. De Staat vorderde een bedrag van ƒ 2.000.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 maart 1987. [Eiseres] heeft de gemeente Tilburg en [betrokkene B] in vrijwaring opgeroepen. De vrijwaringprocedure eindigde met een arrest van de Hoge Raad op 6 februari 1998. In de hoofdzaak heeft [eiseres] de vordering van de Staat bestreden en in reconventie schadevergoeding gevorderd, die de Staat heeft bestreden. De Rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol van 28 februari 1989 voor bewijslevering door de Staat en heeft de reconventionele vordering van [eiseres] afgewezen. De Staat heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar [eiseres] incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft de vordering van de Staat uiteindelijk toegewezen in een eindarrest van 8 april 1998. Tegen deze arresten heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel verworpen op de gronden van de conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op ƒ 8.857,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.