ECLI:NL:HR:2000:AA7236
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de beslissing van het Gerechtshof over de vervolging van een arts in een levensbeëindigende situatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin het bezwaarschrift van de verdachte tegen de kennisgeving van verdere vervolging ongegrond werd verklaard. De verdachte, een arts, was betrokken bij een levensbeëindigende handeling en had in hoger beroep betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was in zijn vervolging. Het Hof oordeelde echter dat de omstandigheden onvoldoende waren om tot niet-ontvankelijkheid te concluderen. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de belangen van de handhaving van de norm dat een arts niet tot levensbeëindigend handelen mag overgaan, zwaarwegend zijn. De Hoge Raad benadrukte dat de enkele omstandigheid dat de arts handelde met de oprechte bedoeling om de belangen van zijn patiënt te dienen, niet automatisch betekent dat zijn handelen in overeenstemming was met de zorgvuldigheidseisen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld en dat de verwerping van de middelen van cassatie terecht was. De beschikking van het Gerechtshof werd bevestigd, en het beroep werd verworpen.