ECLI:NL:HR:2000:AA7202
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen de Gemeente 's-Gravenhage
In deze zaak heeft eiser, handelende onder de naam Hotel, de Gemeente 's-Gravenhage in kort geding gedagvaard met het verzoek om de ontruiming van bepaalde panden te staken of te schorsen. De Gemeente heeft hierop gereageerd met een voorwaardelijke vordering in reconventie, waarin zij eiste dat eiser de panden zou ontruimen. De President van de Rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 12 januari 1996 de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat na een tussenarrest op 17 september 1998 het vonnis van de President heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit eindarrest van het Hof. Tijdens de cassatieprocedure heeft eiser zijn middelen IV, V en VI ingetrokken, terwijl de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn beroep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de ingediende middelen niet voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom het Hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de inhoud van de hypothecaire akten en heeft in de overige middelen niet duidelijk gemaakt waarom de overwegingen van het Hof onjuist zouden zijn. Gezien deze tekortkomingen heeft de Hoge Raad besloten om eiser niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en hem te veroordelen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op nihil.