ECLI:NL:HR:2000:AA7156
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van de Directeur van de Dienst Gemeentelijke Belastingen van de Gemeente Rotterdam tegen uitspraak Gerechtshof te ‘s-Gravenhage
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juli 2000 uitspraak gedaan over het cassatieberoep van de Directeur van de Dienst Gemeentelijke Belastingen van de Gemeente Rotterdam. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 25 november 1998, die betrekking had op de aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X BV opgelegde aanslag in de onroerendezaak-belastingen voor het jaar 1995. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam op grond van artikel 19 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken juncto artikel 248 van de Gemeentewet aangewezen was om het beroep in cassatie in te stellen. Aangezien de Directeur dit niet had gedaan, verklaarde de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld over de proceskosten. De Directeur werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van f 2.130,--, derhalve f 1.065,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemeente Rotterdam werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden. Deze beslissing is genomen na beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en de redelijkheid van de gemaakte proceskosten.
Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier I. de Bruin, en is vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos en C.B. Bavinck.