ECLI:NL:HR:2000:AA7106

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C99/339HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.L.J. Roelvink
  • W.H. Heemskerk
  • R. Herrmann
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bevoegdheid van de Kantonrechter in geschil tussen eiser en B.V. Bergen op Zoomse Sanitair Installateurs B.S.I.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de B.V. Bergen op Zoomse Sanitair Installateurs B.S.I. De zaak begon met een geding dat door BSI was aangespannen tegen eiser voor de Kantonrechter te Bergen op Zoom, waarbij BSI vorderingen had ingesteld tot terugname van een boiler en betaling van een bedrag van ƒ 399,50, vermeerderd met ƒ 20,-- per maand. Eiser heeft de vordering bestreden en een exceptie van onbevoegdheid ingediend. De Kantonrechter verklaarde zich bevoegd en heeft uiteindelijk eiser veroordeeld tot medewerking aan de terugname van de boiler en betaling van de vordering.

Eiser ging in hoger beroep tegen de vonnissen van de Kantonrechter, maar de Rechtbank te Breda verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn beroep. Hierop heeft eiser cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Kantonrechter zich bevoegd had verklaard en dat de Rechtbank terecht oordeelde dat eiser niet-ontvankelijk was in zijn beroep tegen het eindvonnis. De Hoge Raad oordeelde dat de wettelijke appellabiliteitsregels ook van toepassing zijn op tussenvonnissen, en dat het beroep van eiser op onbevoegdheid niet kon leiden tot cassatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van BSI op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president H.L.J. Roelvink als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, R. Herrmann, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk.

Uitspraak

15 september 2000
Eerste Kamer
Nr. C99/339HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
B.V. BERGEN OP ZOOMSE SANITAIR INSTALLATEURS B.S.I.,
gevestigd te Bergen op Zoom,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1.Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: BSI - heeft bij exploit van 2 juni 1997 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Bergen op Zoom en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[Eiser] te bevelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan BSI medewerking te verlenen tot terugname door BSI van de onderwerpelijke boiler c.a., met machtiging aan BSI om bij gebreke van [eiser]s medewerking de boiler c.a. te doen terugnemen, desnoods met behulp van de sterke arm;
[Eiser] te veroordelen tot betaling van het bedrag van ƒ 399,50, te vermeerderen met ƒ 20,-- per maand voor iedere maand of gedeelte van een maand vanaf juni 1997 tot de dag waarop BSI de beschikking krijgt over haar boiler, alles tezamen een bedrag van ƒ 5.000,-- niet te boven gaand.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en tevens een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen.
Na verweer in het incident zijdens BSI heeft de Kantonrechter bij vonnis van 15 oktober 1997 zich in het incident bevoegd verklaard om van de hoofdvordering kennis te nemen en mitsdien de incidentele vordering afgewezen, en in de hoofdzaak de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
De Kantonrechter heeft bij eindvonnis van 24 december 1997 [eiser] bevolen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan BSI medewerking te verlenen tot terugname door BSI van de onderwerpelijke boiler c.a., met machtiging aan BSI om bij gebreke van [eiser]s medewerking de boiler c.a. te doen terugnemen, desnoods met behulp van de sterke arm, [eiser] veroordeeld tot betaling van ƒ 340,--, te vermeerderen met ƒ 20,-- per maand voor iedere maand of gedeelte van een maand vanaf juni 1997 tot de dag waarop BSI de beschikking krijgt over haar boiler, alles tezamen een bedrag van ƒ 5.000,-- niet te boven gaand, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde ontzegd.
Tegen zowel het incidenteel vonnis als het vonnis in de hoofdzaak heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Breda.
Bij vonnis van 23 februari 1999 heeft de Rechtbank [eiser] in zijn beroep tegen beide vonnissen niet-ontvankelijk verklaard.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2.Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen BSI is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3.Beoordeling van het middel
3.1De Kantonrechter heeft bij incidenteel vonnis van 15 oktober 1997 het beroep van [eiser] op onbevoegdheid van de kantonrechter verworpen en zich bevoegd verklaard om van de hoofdvordering kennis te nemen. Op 24 december 1997 heeft de Kantonrechter eindvonnis gewezen.
De Rechtbank heeft in rov. 3.6 geoordeeld dat de appellabiliteit van een incidenteel vonnis wordt beheerst door die van het eindvonnis, en dat, nu [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen het eindvonnis, hij evenmin ontvankelijk is in zijn beroep tegen het incidentele vonnis.
3.2Onderdeel 2 van het middel betoogt dat dit oordeel in strijd is met art. 157b lid 1 Rv. omdat van een beslissing omtrent de absolute bevoegdheid steeds hoger beroep openstaat ongeacht of het vonnis in de hoofdzaak voor hoger beroep vatbaar is.
De wetsartikelen die bepalen of een vonnis voor hoger beroep vatbaar is, zijn - behoudens uitzonderingen - zowel op tussenvonnissen als op eindvonnissen van toepassing. Uit art. 157b lid 1 Rv. volgt dat tegen een tussenvonnis waarbij de rechter zijn bevoegdheid heeft aangenomen, in zoverre alleen hoger beroep openstaat op grond van de stelling dat de rechter absoluut onbevoegd is, en slechts tegelijk met hoger beroep tegen het eindvonnis. Uit deze bepaling volgt niet dat met betrekking tot de vraag van absolute bevoegdheid steeds hoger beroep openstaat. De wettelijke appellabiliteitsregels zijn ook van toepassing op het tussenvonnis waarbij de rechter zijn bevoegdheid heeft aangenomen. Het onderdeel faalt derhalve.
3.3De in onderdeel 1 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4.Beslissing
de Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BSI begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president H.L.J. Roelvink als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, R. Herrmann, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 15 september 2000.