ECLI:NL:HR:2000:AA7077
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A.E. de Moor
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitleg van het begrip 'onderneming' in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Universiteit X te Z tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, die op 17 augustus 1999 werd gedaan. De zaak betreft een gedeeltelijk afwijzende beschikking van de Minister van Economische Zaken, verzonden op 8 juli 1996, met betrekking tot een aanvraag om afgifte van een S&O-verklaring. De Minister handhaafde deze beschikking gedeeltelijk in een latere beslissing op 31 juli 1997. De Universiteit X heeft hiertegen bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld bij het College, dat het beroep ongegrond verklaarde. De Universiteit X heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak de klacht van de Universiteit X, die stelt dat het College een onjuiste opvatting heeft van het begrip 'onderneming' zoals gedefinieerd in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Het College had geoordeeld dat de term 'overeenkomst met een onderneming' in de wet moet worden uitgelegd als een overeenkomst met een in Nederland gevestigde ondernemer of een ondernemer die een onderneming drijft met behulp van een in Nederland aanwezige vaste inrichting. De Universiteit X betoogt dat dit begrip niet beperkt is tot Nederlandse ondernemingen, maar ook buitenlandse ondernemingen omvat.
De Hoge Raad oordeelt dat het College met zijn uitleg van de term 'onderneming' niet in strijd is met de wet. De Hoge Raad stelt vast dat het begrip 'onderneming' in de wet neutraal is ten aanzien van de vestigingsplaats van de ondernemer. De Hoge Raad concludeert dat de klacht van de Universiteit X niet kan leiden tot cassatie, omdat het College geen onjuiste opvatting heeft gegeven van het begrip 'onderneming'.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is op 13 september 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken door de vice-president en de overige rechters.