ECLI:NL:HR:2000:AA6992
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- W.H. Heemskerk
- A.M.M. Orie
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een persoon aan de Verenigde Staten van Amerika en de beoordeling van de identiteit en strafbaarheid
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een persoon aan de Verenigde Staten van Amerika, die wordt verdacht van verschillende strafbare feiten. De Arrondissementsrechtbank te Zutphen heeft op 28 december 1999 de uitlevering toelaatbaar verklaard. De opgeëiste persoon heeft hiertegen cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J.M. Sjöcrona. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten, waaronder die van 23 maart 1999, geoordeeld dat de identiteit van de opgeëiste persoon niet voldoende was vastgesteld, wat leidde tot de conclusie dat de uitlevering ontoelaatbaar moest worden verklaard.
De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 13 augustus 1998 overwogen dat de overgelegde stukken niet voldeden aan de vereisten van het toepasselijke uitleveringsverdrag. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 september 2000 de bestreden uitspraak van de Rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de klachten van de Officier van Justitie niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank niet onterecht heeft geoordeeld over de strafbaarheid van de feiten naar Nederlands recht en dat er geen sprake was van verjaring van het recht tot strafvervolging.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, omdat geen van de middelen tot cassatie kon leiden. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de identiteit van de opgeëiste persoon en de vereisten voor uitlevering onder het toepasselijke verdrag.