ECLI:NL:HR:2000:AA6921
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en dubbele belasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 18 februari 1998 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1990, waarbij de belanghebbende een aanslag van ƒ 122.451,-- kreeg opgelegd, inclusief een verhoging van ƒ 1.000,-- wegens het niet doen van aangifte. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.
De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Advocaat-Generaal Van Kalmthout heeft op 17 maart 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 29 augustus 2000 arrest gewezen, waarbij het beroep werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur de aanslag terecht had gehandhaafd en dat de berekening van de voorkomingsbreuk op het buitenlandse inkomen correct was.
De Hoge Raad overwoog dat de belanghebbende in 1989 en 1990 geen andere activiteiten had verricht dan de verwerving en verkoop van aandelen in D S.A., een Franse vennootschap. De rente en overige kosten die verband hielden met de lening voor de aankoop van de aandelen, moesten worden toegerekend aan de verkoopopbrengst. Het middel van de belanghebbende, dat stelde dat de rentekosten voor de bepaling van de voorkomingsbreuk aan de periode van bezit van de aandelen moesten worden toegerekend, werd verworpen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.