ECLI:NL:HR:2000:AA6828

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 augustus 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
345-99-V
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • F.H. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beslissing Kantonrechter over parkeerverbod met zonale werking

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beslissing van de Kantonrechter te Gorinchem, die op 3 november 1998 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had beroep ingesteld tegen deze beslissing, die betrekking had op een parkeerverbod met zonale werking. De Hoge Raad, onder leiding van vice-president C.J.G. Bleichrodt, heeft op 22 augustus 2000 uitspraak gedaan. De kern van de zaak draait om de vraag of het verkeersbord dat een parkeerverbod met zonale werking aangeeft, aan beide zijden van de weg moet worden geplaatst. De Kantonrechter oordeelde dat het voor de betrokkene duidelijk moest zijn dat het bord aan de rechterkant van de weg gold voor beide zijden van de weg. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de Kantonrechter geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd.

De Hoge Raad behandelde verschillende klachten van de betrokkene. De eerste klacht, die stelde dat het bord aan beide zijden van de weg geplaatst moest worden, werd verworpen. De Hoge Raad verduidelijkte dat volgens artikel 66 van het RVV 1990 een verkeersbord met het woord 'zone' geldt voor het aangeduide gebied, en dat dit bord op alle toegangswegen moet worden geplaatst. De tweede klacht, die betrekking had op de plaatsing van het bord volgens model 49a, werd deels gegrond bevonden, maar leidde niet tot cassatie omdat het oordeel van de Kantonrechter over de gelijkstelling van dit bord met bord E1 correct was.

Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de klachten van de betrokkene niet tot cassatie konden leiden en dat er geen redenen waren om de beslissing van de Kantonrechter te vernietigen. De Hoge Raad verwierp het beroep, waarmee de beslissing van de Kantonrechter in stand bleef.

Uitspraak

22 augustus 2000
Strafkamer
nr. 345-99-V
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie
tegen de beslissing van de Kantonrechter te
Gorinchem van 3 november 1998 betreffende:
[betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Officier van Justitie heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Aan de eerste klacht van de betrokkene ligt de opvatting ten grondslag dat, indien overeenkomstig art. 66 RVV 1990 aan het verkeersbord E1 (parkeerver-bod) zonale toepassing is gegeven, dit bord aan beide zijden van de weg dient te worden geplaatst. Deze opvatting is onjuist. Ingevolge art. 66 geldt een verkeersbord waarboven het woord ‘zone’ is aangebracht voor het aldus aangeduide gebied. Dit gebied wordt afgebakend door plaatsing van hetzelfde verkeersbord op alle toegangswegen. Daaruit volgt dat het met bord E1 met daarboven het woord ‘zone’ aangeduide parkeerverbod geldt voor beide zijden van alle binnen dat gebied gelegen wegen. Hieraan kan niet afdoen dat bord E1, indien daaraan geen zonale toepassing is gegeven, ingevolge art. 65, tweede lid, RVV 1990 slechts geldt voor de zijde van de weg alwaar het is geplaatst. Deze klacht kan dus niet tot cassatie leiden.
3.2.1. De tweede klacht is in zoverre gegrond dat het uitgangspunt van de Kantonrechter dat het bord volgens model 49a van bijlage II bij het RVV is opgenomen in de rechterkolom van de bij art. 96 RVV 1990 behorende transponeringstabel niet juist is. Dit behoeft echter niet tot cassatie te leiden, nu het in de bestreden beslissing vervatte oordeel van de Kantonrechter dat dit bord gelijkgesteld kan worden met het bord volgens model E1 van bijlage I bij het RVV 1990 in geval daarboven het woord ‘zone’ is aangebracht, juist is.
3.2.2. De Nota van toelichting op het RVV 1990 (Stb 1990, 459) houdt voorzover hier van belang in (blz. 151):
“De zone-borden volgens de modellen 49a, 49b, 99aa en 99ab uit het RVV 1996, zijn als afzonderlijk teken vervallen. De toepassing ervan blijft mogelijk; in art. 66 van het RVV 1990 is dat geregeld”.
Art. 66 RVV bepaalt dat indien boven een verkeersbord het woord “zone” is aangebracht het verkeersbord geldt in het aldus aangeduide gebied.
3.2.3. Uit het vorenoverwogene volgt enerzijds dat de verkeerswetgever niet langer voor wat betreft de desbetreffende verboden waaraan zonale werking wordt toegekend aparte verkeersborden heeft voorgeschreven, maar heeft willen volstaan met het vereiste dat boven het teken dat het desbetreffende verbod inhoudt het woord “zone” is aangebracht. Anderzijds volgt daaruit dat door gebruikmaking van het bord 49a (oud) van de bijlage II van het RVV 1966 kan worden aangegeven dat het huidige bord E1 zonaal geldt.
3.2.4. De in art. 96 RVV 1990 opgenomen overgangsbepaling met de daarin opgenomen transponeringstabel is in dit verband niet relevant. Blijkens de toelichting op dit artikel (Stb 1990,459, blz. 140) is het niet bezwaarlijk verkeersborden die wel is waar “in een ander jasje zijn gestoken”, maar waarbij het (behoudens enkele voor de beoordeling van het cassatieberoep niet van belang zijnde uitzonderingen) niet gaat om een nieuw (afwijkend) model, te laten gelden totdat ze door de nieuwe modellen zijn vervangen. Hier gaat het echter om een bord (E1) dat niet afwijkt van het oude model 49, terwijl, zoals uit het vorenoverwogene volgt, de wetgever toepassing van het inmiddels vervallen bord 49a voor het aanduiden van de zonale werking van bord E1 toelaatbaar heeft geoordeeld.
3.3. Het oordeel van de Kantonrechter dat het voor de
betrokkene duidelijk moet zijn geweest dat het aan
de rechterkant van de weg geplaatste bord, inhoudende
een parkeerverbod met zonale werking, voor beide
zijden van de in het gehele aldus aangeduide gebied
lopende wegen gold, geeft niet blijk van een onjuiste
rechtsopvatting terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.
De tegen dit oordeel gerichte derde klacht faalt dus.
3.4. Uit het voorafgaande volgt dat, nu de door de betrokkene aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, het beroep dient te worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president
C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en F.H. Koster, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 22 augustus 2000.