ECLI:NL:HR:2000:AA6827

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 augustus 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
323-99-V
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • C.J.G. Bleichrodt
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • F.H. Koster
  • H.A.M. Aaftink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgeldigheid van snelheidsmetingen met lasersnelheidsmeters

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 augustus 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de beslissing van de Kantonrechter te Amsterdam. De betrokkene had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De Kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in cassatie ging. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot restitutie van hetgeen door de betrokkene tot zekerheid was gesteld.

De zaak draaide om de vraag of de meting van de snelheid met een lasersnelheidsmeter rechtsgeldig was, gezien het feit dat de betrokkene aanvoerde dat het gebruik van dit meetmiddel op de datum van de overtreding niet officieel was toegestaan. De Hoge Raad oordeelde dat er geen rechtsregel is die vereist dat alleen bij of krachtens de wet uitdrukkelijk voorziene meetmiddelen mogen worden gebruikt voor het vaststellen van snelheidsoverschrijdingen. De enkele omstandigheid dat een meetmiddel is toegepast waarvoor geen wettelijke regeling bestaat, betekent niet dat de rechter het resultaat van de meting niet mag betrekken bij zijn oordeel.

De Hoge Raad benadrukte dat, indien de betrouwbaarheid van de meting wordt betwist, de rechter moet onderzoeken of het meetmiddel voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid. In dit geval oordeelde de Hoge Raad dat de Kantonrechter het verweer van de betrokkene terecht had verworpen, omdat de opvatting dat het meetmiddel niet vermeld staat in de bijlage bij de Regeling betekent dat de meting niet mag bijdragen aan het oordeel, onjuist was. De Hoge Raad verwierp het beroep van de betrokkene, omdat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden beslissing.

Uitspraak

22 augustus 2000
Strafkamer
nr. 323-99-V
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen de
beslissing van de Kantonrechter te Amsterdam van 7
januari 1999 betreffende:
[betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroep-schrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing, de beslissing van de Officier van Justitie en de inleidende beschikking en tot restitutie van hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene met toepassing van art. 5 WAHV een administratieve sanctie opgelegd terzake van “Overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1); meer dan 35 t/m 40 km per uur” op 28 maart 1998 te 16.00 uur op de A10 noord te Amsterdam met het motorvoertuig met het kenteken [..].
3.2. De in het zaakoverzicht van het CJIB opgenomen toelichting van de verbalisant houdt onder meer in:
“De gereden snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest en op de voorgeschreven wijze gebruikt verkeersmeetmiddel.
De gemeten snelheid: 141 km per uur
Geconstateerde/gecorrigeerde snelheid : 136 km per uur
Toegestane snelheid: 100 km per uur
Merk/ soort meetmiddel: pro laser
(…)
De geconstateerde snelheid is het resultaat van een uitgevoerde correctie op de gemeten lasersnelheid, overeenkomstig de richtlijn van de Vecom”.
3.3. De Officier van Justitie heeft het door de betrokkene tegen de oplegging van de sanctie ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen diens beslissing heeft de betrokkene beroep ingesteld bij het Kantongerecht.
Het desbetreffende beroepschrift houdt onder meer in:
“Ik ben het niet eens met uw beslissing omdat (volgens mijn informatie) op de “pleegdatum” van genoemde overtreding het gebruik door de politie van laserapparatuur niet officieel was toegestaan voor het vaststellen van snelheidsovertredingen”.
3.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Kantongerecht waarop het beroep is behandeld houdt onder meer in:
“Betrokkene licht ter terechtzitting het beroepschrift als volgt toe:
De laser is volgens mij een nog niet bij de wet toegestaan meetmiddel. Dit meetmiddel was ten tijde van de constatering van de gedraging niet in de wet opgenomen. De laser ontbeert derhalve wettelijke basis. Er wordt kennelijk aan gewerkt, maar het is nog niet zover.
Verweerder licht zijn opvatting als volgt toe:
Sedert 2 oktober 1997 is de laser-gun geijkt en
vanaf die datum een toegelaten meetmiddel”.
3.5. In cassatie klaagt de betrokkene allereerst dat hij bij de behandeling van het beroep door de Kantonrechter in zijn verdediging is beknot. Voor hetgeen de betrokkene dienaangaande aanvoert kan echter geen steun worden gevonden in het proces-verbaal van de terechtzitting van het Kantongerecht, zodat, nu dat proces-verbaal voor de Hoge Raad de enige kenbron is van hetgeen op die terechtzitting is voorgevallen, die klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie kan leiden.
3.6. Voorts klaagt de betrokkene over de verwerping door de Kantonrechter van zijn hiervoor onder 3.3 en 3.4 weergegeven verweer.
3.7. Ingevolge art. 1, aanhef en onder a, van de Regeling meetmiddelen politie van 7 juli 1997/Nrs EA97/U2194 en 638828/597/GBJ, Stcrt 1997, 129, (hierna: de Regeling) moet voor het gebruik van snelheidscontrolemeters, met uitzondering van de standaardsnelheidsmeter in politievoertuigen, een verklaring van onderzoek zijn afgegeven door het Nederlands Meetinstituut NMi N.V. waaruit blijkt dat deze voldoen aan de eisen als vermeld in de bijlage behorend bij die Regeling.
In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat de onderhavige snelheidsovertreding is geconstateerd met behulp van een zogenoemde Lasersnelheids(controle)me-ter. De bijlage bij de Regeling houdt omtrent de aan een zodanige snelheidscontrolemeter te stellen eisen niets in. Het onderhavige meetmiddel valt dus buiten het bereik van de Regeling, aangezien de daarin gestelde eis van een verklaring van onderzoek van het NMi N.V. is gerelateerd aan de in de bijlage bij de Regeling genoemde meetmiddelen en het onderhavige meetmiddel daarin niet wordt genoemd.
3.8. Geen rechtsregel brengt mee dat ter constatering van een snelheidsoverschrijding als de onderhavige slechts gebruik mag worden gemaakt van bij of krachtens de wet uitdrukkelijk voorziene meetmiddelen. Uit de enkele omstandigheid dat bij een dergelijke constatering een meetmiddel is toegepast, voor het gebruik waarvan geen wettelijke regeling voorhanden is volgt dus op zichzelf niet dat de rechter het resultaat van de verrichte meting niet zou mogen betrekken bij zijn oordeel dat de gedraging is verricht (vgl. HR 24 maart 1998, NJ 1998, 536 en
HR 26 januari 1999, NJ 1999,511). Dat neemt niet weg dat de rechter, indien in een dergelijk geval de betrouwbaarheid van de desbetreffende meting wordt aangevochten, zal moeten doen blijken van een onderzoek naar de vraag of het meetmiddel voldoet aan en is gebruikt met inachtneming van de daaraan uit een oogpunt van betrouwbaarheid te stellen eisen.
3.9. Het verweer en de daarop voortbouwende in cassatie opgeworpen klacht stoelen onmiskenbaar op de opvatting dat de enkele omstandigheid dat het onderhavige meetmiddel niet wordt vermeld in de bijlage bij de Regeling en evenmin bij enige andere wettelijke regeling is voorzien, meebrengt dat het resultaat van de meting niet mag bijdragen tot het oordeel dat de gedraging is verricht. Die opvatting is, naar uit het vorenoverwogene volgt, onjuist, zodat de Kantonrechter het verweer terecht heeft verworpen, wat er zij van hetgeen zij dienaangaande heeft overwogen. De tegen die verwerping gerichte klacht treft dus geen doel.
3.10. Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep
Dit arrest is gewezen door de vice-president
W.J.M. Davids als voorzitter, en de vice-president
C.J.G. Bleichrodt, en de raadsheren G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, F.H. Koster en H.A.M. Aaftink, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 22 augustus 2000.