ECLI:NL:HR:2000:AA6532
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Internationale ontvoering van kinderen en teruggeleiding naar de Verenigde Staten
In deze zaak gaat het om de teruggeleiding van drie minderjarige kinderen naar de Verenigde Staten van Amerika, waar hun vader woont. De vader en de moeder zijn in 1984 getrouwd en hebben samen drie kinderen. Na een familiebezoek aan Nederland in 1998, heeft de moeder besloten om met de kinderen in Nederland te blijven, wat leidde tot een conflict over de voogdij en de terugkeer van de kinderen. De Centrale Autoriteit, optredend voor de vader, heeft de Rechtbank verzocht om de kinderen terug te leiden naar New York op basis van het Haagse Verdrag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De Rechtbank heeft het verzoek toegewezen, maar de moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat uiteindelijk de beschikking van de Rechtbank heeft vernietigd en de Centrale Autoriteit en de vader niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun verzoek.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Centrale Autoriteit en de vader behandeld. De moeder had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de moeder in haar bewijs is geslaagd dat de vader had ingestemd met het verblijf van de kinderen in Nederland. De Hoge Raad heeft de beschikkingen van het Gerechtshof bevestigd en het principale beroep verworpen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 14 juli 2000.