ECLI:NL:HR:2000:AA6511
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en fiscale verliezen van N.V. Nederlands Inkoopcentrum
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juli 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van de N.V. Nederlands Inkoopcentrum tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de vennootschapsbelasting en de vaststelling van een te verrekenen verlies over het jaar 1990. De Inspecteur had het verlies vastgesteld op ƒ 211.881, maar na bezwaar en beroep bij het Hof werd deze beschikking gehandhaafd. De belanghebbende, N.V. Nederlands Inkoopcentrum, heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Advocaat-Generaal Van Kalmthout heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en tot vaststelling van het verlies op ƒ 2.766.881. Het Hof had geoordeeld dat er geen voorovereenkomst was voorafgegaan aan de oprichting van de belanghebbende, wat betekent dat er geen onderneming was gedreven voor rekening en risico van de belanghebbende. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat het Hof niet onjuist had geoordeeld en dat de waarderingen feitelijke aard waren die in cassatie niet konden worden getoetst.
Daarnaast oordeelde het Hof dat het Rijksinkoopbureau niet belastingplichtig was en dat eventuele aanspraken op compensatie van fiscale verliezen niet overgingen op de belanghebbende. De Hoge Raad bevestigde ook dit oordeel en stelde dat de kosten en uitgaven die door de Staat voor de belanghebbende waren gemaakt, niet ten laste van het fiscale resultaat van de belanghebbende konden worden gebracht. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep van de belanghebbende en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.