ECLI:NL:HR:2000:AA6342
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- C.H.M. Jansen
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 9 november 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. Hij vroeg om een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheidingsprocedure, waarbij hij verzocht dat de vrouw, verweerster in cassatie, hem een bedrag van ƒ 1.500,-- per maand zou betalen voor het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw heeft hierop gereageerd met een verweerschrift, waarin zij het verzoek van de man afwees en zelf een bijdrage van ƒ 2.000,-- per maand vroeg, evenals het exclusieve recht tot gebruik van de echtelijke woning.
De Rechtbank heeft op 16 december 1999 beslist dat de vrouw het exclusieve recht tot gebruik van de echtelijke woning krijgt en dat de man haar een bedrag van ƒ 150,-- per maand moet betalen voor haar levensonderhoud. De man heeft tegen deze beschikking cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, en de man heeft dit verweer bestreden.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Het oordeel was dat tegen de beschikking van de Rechtbank, die op basis van artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering was gegeven, geen hogere voorziening openstaat, behalve cassatie in het belang der wet. De Hoge Raad concludeerde dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beroep, omdat zijn argumenten niet voldoende waren om de uitspraak van de Rechtbank te weerleggen. De beslissing van de Hoge Raad werd op 30 juni 2000 openbaar uitgesproken.