ECLI:NL:HR:2000:AA6311
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Vernietiging naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting voor taxi-onderneming
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die is opgelegd aan de vennootschap onder firma X V.o.f. te Z. De naheffingsaanslag betreft een bedrag van ƒ 373,-- aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van ƒ 186,--, en is berekend over de periode van 1 oktober 1991 tot en met 30 november 1991. De Inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, maar het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur voor wat betreft de verhoging en schold deze geheel kwijt. De Inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd omdat hij van mening was dat de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor taxi's niet van toepassing was, aangezien er geen taxivergunningbewijs was afgegeven voor het onderwerpelijke motorrijtuig.
De belanghebbende, die een taxi-onderneming drijft, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en de naheffingsaanslag. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wel degelijk van toepassing was. De Hoge Raad oordeelde dat de aanhangsel voor een reservetaxi in samenhang met een vergunningbewijs voor een taxi moet worden aangemerkt als een geldig vergunningbewijs volgens de Wet personenvervoer.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, evenals de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en is bepaald dat het griffierecht aan de belanghebbende moet worden vergoed. Dit arrest is op 28 juni 2000 uitgesproken door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president en vier raadsheren betrokken waren.