ECLI:NL:HR:2000:AA6303

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00768/99 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • F.H. Koster
  • H.A.M. Aaftink
  • A.M.M. Orie
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak in cassatie met betrekking tot verduistering en valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren in 1951, was eerder veroordeeld voor verduistering en medeplegen van valsheid in geschrifte. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de tenlastelegging onder 1 innerlijk tegenstrijdig was, wat leidde tot de nietigheid van de inleidende dagvaarding in dat opzicht. De zaak betrof een business class-ticket dat de verdachte had ontvangen voor een dienstreis, welke hij niet kon maken vanwege de gezondheidstoestand van zijn echtgenote. Het onder zich houden van het ticket leidde niet automatisch tot de conclusie dat de verdachte zich het ticket had toegeëigend, waardoor de bewezenverklaring onder 1 niet voldeed aan de wettelijke eisen.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba voor herbehandeling in het bestaande hoger beroep. Voor het overige werd het beroep verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de vice-president en vier raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.

Uitspraak

27 juni 2000
Strafkamer
nr. 00768/99 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie
tegen een vonnis van het
Gemeenschappelijk Hof van
Justitie van de Nederlandse
Antillen en Aruba van
18 mei 1999 in de strafzaak
tegen:
[verdachte], geboren op [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1951, wonende op [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba van 4 december 1998 - de verdachte ter zake van 1. "verduistering, waarbij de schuldige het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft" en 2. "medeplegen van valsheid in geschrifte" veroordeeld tot dertig dagen gevangenisstraf, waarvan negentien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
1.2. De bestreden uitspraak is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad vaststelt dat de tenlastelegging onder 1 op een onderdeel innerlijk tegenstrijdig is en dat de Hoge Raad de inleidende dagvaarding in zoverre nietig zal verklaren, alsmede dat de Hoge Raad de in voorarrest doorgebrachte tijd op het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal brengen, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van de bestreden uitspraak naar aanleiding van het eerste middel en ambtshalve
3.1. Het eerste middel komt met een aantal klachten op tegen de motivering van hetgeen onder 1 is bewezenverklaard en de daaraan door het Hof gegeven kwalificatie.
3.2. Voor wat betreft de onder 1 bewezenverklaarde handelingen van de verdachte met betrekking tot een ticket houden de gebezigde bewijsmiddelen in dat de verdachte een (business class-)ticket heeft ontvangen ten behoeve van het maken van een dienstreis, dat hij deze dienstreis niet heeft gemaakt tengevolge van de gezondheidstoestand van zijn echtgenote en dat hij dat ticket vervolgens geruime tijd onder zich heeft gehouden.
Uit het onder deze omstandigheden onder zich houden van dat ticket kan niet zonder meer volgen dat de verdachte zich dat ticket heeft toegeëigend. De bewezen-verklaring onder 1 is dus in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3.2 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat het eerste middel voor het overige en het derde middel geen bespreking behoeven en dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gegeven beslissingen en de strafoplegging;
Verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster, H.A.M. Aaftink, A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 27 juni 2000.