ECLI:NL:HR:2000:AA6231
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- R. Herrmann
- A.E.M. Van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Retentierecht en hypotheek in civiel recht: de verhouding tussen vorderingen van een aannemer en een bank
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een aannemer, aangeduid als [eiseres], en de Coöperatieve Rabobank Heemstede-Zandvoort B.A. (hierna: de bank). De zaak betreft een geschil over de vraag of [eiseres] haar retentierecht op een onroerende zaak kan tegenwerpen aan de bank, die een hypotheekrecht heeft op dezelfde onroerende zaak. De feiten van de zaak zijn als volgt: [de vrouw] heeft in 1991 een stuk grond gekocht en een hypotheek gevestigd ten behoeve van de bank. [Eiseres] heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met [de vrouw] voor de bouw van een huis op deze grond. Na onbetaalde rekeningen heeft [eiseres] conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak. De bank en [eiseres] hebben een geschil over de voorrang van hun vorderingen op de kooppenningen van de onroerende zaak. De Rechtbank te Haarlem heeft de vordering van [eiseres] in conventie afgewezen en de vordering van de bank in reconventie toegewezen. Het Gerechtshof heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd, waarna [eiseres] cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat [eiseres] geen retentierecht kan tegenwerpen aan de bank, omdat haar vorderingen voortvloeien uit een overeenkomst met de echtgenoot van de eigenaar van de onroerende zaak, en niet met de eigenaar zelf. De Hoge Raad heeft bevestigd dat de hypotheek van de bank een ouder recht is in de zin van artikel 3:291 lid 2 BW, waardoor de bank voorrang heeft boven de vorderingen van [eiseres]. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.