ECLI:NL:HR:2000:AA6202
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen die aan de belanghebbende is opgelegd. De aanslag, met nummer AWR 008, bedroeg ƒ 20.843,-- aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent. De Inspecteur verleende kwijtschelding tot vijftig procent bij het vaststellen van de aanslag. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur de naheffingsaanslag en verlaagde de verhoging tot vijfentwintig procent. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna stelde de belanghebbende cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Staatssecretaris van Financiën bestreed het cassatieberoep met een vertoogschrift. De Advocaat-Generaal Wattel concludeerde op 15 december 1999 tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie en kwam tot de conclusie dat de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) niet als een technisch voorschrift in de zin van de notificatierichtlijn 83/189/EEG kan worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de Wet BPM geen technische specificatie bevat en dat de wet niet aan de Europese Commissie hoefde te worden meegedeeld.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 14 juni 2000 vastgesteld door de vice-president en de raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.