ECLI:NL:HR:2000:AA6123
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag inkomstenbelasting en de onzakelijkheid van de verkoopprijs van aandelen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 juni 1999, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van f 81.862,--, welke aanslag door de Inspecteur was gehandhaafd na bezwaar. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende in het jaar 1995 geen verlies uit aanmerkelijk belang kan nemen. Dit oordeel is gebaseerd op de onzakelijkheid van de overeenkomst tot vermindering van de verkoopprijs van de aandelen in A B.V. die op 16 juni 1995 tussen belanghebbende en B B.V. was gesloten.
De Hoge Raad oordeelt dat de oordelen van het Hof, dat zowel in 1992 als in 1994/1995 onzakelijk is gehandeld, niet onbegrijpelijk zijn en voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 7 juni 2000 vastgesteld en in het openbaar uitgesproken.