ECLI:NL:HR:2000:AA6121
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A.E. de Moor
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en aftrekbaarheid van voorbelasting
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over de periode van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1995. De naheffingsaanslag bedraagt f 13.641,-- en is opgelegd zonder verhoging. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot een cassatieberoep van belanghebbende.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende een voormalig bankgebouw huurt, dat zij deels gebruikt voor antiekhandel en deels voor kamerverhuur. Belanghebbende en de verhuurder hebben de Inspecteur verzocht om vrijstelling van omzetbelasting voor de verhuur van het pand. De Inspecteur heeft dit verzoek ingewilligd, maar heeft later een naheffing opgelegd omdat hij van mening was dat slechts 50% van de in rekening gebrachte omzetbelasting betrekking had op de antiekhandel.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat meer dan 50% van de omzetbelasting betrekking had op de antiekhandel. De klachten van belanghebbende in cassatie stelden dat de gehele in rekening gebrachte omzetbelasting voor aftrek in aanmerking zou moeten komen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de beschikking van de Inspecteur niet kon worden uitgebreid tot de verhuur van het als woonruimte gebruikte gedeelte van het pand, en dat belanghebbende geen recht had op aftrek van voorbelasting voor die huur. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.