ECLI:NL:HR:2000:AA6118
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E. de Moor
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en wijziging functie schoolgebouw
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1993. De aanslag bedroeg f 82.740,-- en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen van cassatie. Het Hof had vastgesteld dat de werkzaamheden aan het schoolgebouw zo ingrijpend waren dat het gebouw een geheel nieuwe aanwendingsmogelijkheid had gekregen, namelijk als appartementencomplex. Dit leidde tot de conclusie dat de functie van het gebouw was gewijzigd en dat er sprake was van een vervaardigd goed in de zin van artikel 3, lid 1, onderdeel h, van de Wet op de omzetbelasting 1968. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat de middelen van cassatie falen.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep in cassatie, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is op 7 juni 2000 vastgesteld door de raadsheer A.E. de Moor als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.