ECLI:NL:HR:2000:AA6088
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake overtreding van de Wet bodembescherming
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 22 januari 1999 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1932. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk overtreden van artikel 13 van de Wet bodembescherming, waarbij hij een geldboete van 1.500 gulden kreeg opgelegd, subsidiair dertig dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die stelde dat het beroep verworpen moest worden, is aan het arrest gehecht.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat de bewijsvoering van het Hof niet voldeed aan de eisen van de wet. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte handelingen had verricht die de bodem konden verontreinigen, maar de Hoge Raad oordeelde dat niet aannemelijk was gemaakt dat het opslaan van 16 m³ paardenmest daadwerkelijk tot bodemverontreiniging had geleid. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de tenlastelegging door het Hof niet onverenigbaar was met de bewoordingen daarvan, maar dat de bewezenverklaring niet voldoende was onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar de Economische Kamer van het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken op 6 juni 2000.