ECLI:NL:HR:2000:AA5955
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding en medewerkersovereenkomst in de zorgsector
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stichting Centrale Zorgverzekeraars Groep Ziekenfonds (CZ) en een fysiotherapeute, aangeduid als [verweerster]. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding en de verplichting tot het aangaan van een aanvullende medewerkersovereenkomst. De verweerster had CZ gedagvaard voor de Rechtbank te Breda, waarbij zij vorderingen indiende voor schadevergoeding van ƒ 170.853,21 en het aangaan van een aanvullende overeenkomst voor 10 extra behandeluren fysiotherapie. De Rechtbank heeft in haar vonnis van 16 juli 1996 CZ veroordeeld tot betaling van ƒ 151.194,26 en het aangaan van de aanvullende overeenkomst. CZ ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 8 januari 1998 het vonnis gedeeltelijk vernietigde en de schadevergoeding verlaagde tot ƒ 107.097,09.
CZ heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, terwijl [verweerster] incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof bij de berekening van de schadevergoeding een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens heeft de Hoge Raad het incidentele beroep van [verweerster] verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige rechtsopvattingen bij de beoordeling van schadevergoedingen en contractuele verplichtingen in de zorgsector.