ECLI:NL:HR:2000:AA5950

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/285HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de afwijzing van een vordering tot betaling door Eneco

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, wonende te [woonplaats], Eneco gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam. Eiser vorderde een betaling van ƒ 1.724,95, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 februari 1997. Eneco heeft de vordering bestreden, waarna de Kantonrechter eiser tot bewijslevering heeft toegelaten. Uiteindelijk heeft de Kantonrechter de vordering afgewezen in een eindvonnis van 20 maart 1998. Eiser heeft tegen beide vonnissen van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan het arrest gehecht. Tegen de niet verschenen Eneco is verstek verleend. Eiser heeft de zaak laten toelichten door zijn advocaat, mr. L.S.J. de Korte. De Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het faalt op de gronden zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eneco begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, A.E.M. van der Putt-Lauwers en J.B. Fleers, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk op 26 mei 2000.

Uitspraak

26 mei 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/285HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr L.S.J. de Korte,
t e g e n
N.V. ENECO,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Eiser tot cassatie […] heeft bij exploit van 21 maart 1997 verweerster in cassatie - verder te noemen: Eneco - gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam en gevorderd Eneco te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 1.724,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 1997, althans vanaf de dag van de dagvaarding.
Eneco heeft de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 22 augustus 1997 [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de Kantonrechter bij eindvonnis van 20 maart 1998 de vordering afgewezen.
Beide vonnissen van de Kantonrechter zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide vonnissen van de Kantonrechter heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Eneco is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eneco begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren R.
Herrmann, als voorzitter, A.E.M. van der Putt-Lauwers en
J.B. Fleers, en in het openbaar uitgesproken door de
raadsheer W.H. Heemskerk op 26 mei 2000.