ECLI:NL:HR:2000:AA5871
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Erfdienstbaarheid en verplichting tot herstel van gevel na aanbouw
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en verweerders over een erfdienstbaarheid en de verplichting tot herstel van een gevel na een aanbouw. Eiser, wonende te [woonplaats], is door verweerders, echtelieden en ook wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. Verweerders vorderden dat eiser de aanbouw aan de zuidgevel van zijn woonhuis zou afbreken en de gevel zou herstellen in de staat van vóór 1993. Eiser heeft de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat de erfdienstbaarheid gedeeltelijk zou worden opgeheven. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 9 april 1997 de vorderingen van verweerders afgewezen en die van eiser toegewezen.
Verweerders hebben tegen dit eindvonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 16 juli 1998 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van verweerders heeft toegewezen. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan het verweer van eiser dat herstel in de oude toestand niet mag worden bevolen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid niet verbiedt dat eiser de gevel anders inricht na afbraak van de aanbouw.
De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en het vonnis van de Rechtbank herroepen. Eiser is bevolen om binnen drie maanden de aanbouw af te breken en is veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor elke dag dat hij nalaat aan dit bevel te voldoen. Tevens zijn de proceskosten aan beide zijden vastgesteld en vergoed.