ECLI:NL:HR:2000:AA5869
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen tuchtmaatregel opgelegd aan arts wegens drankmisbruik en grove onkunde
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door een arts tegen een tuchtmaatregel die hem was opgelegd door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De arts was eerder door het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven geschorst voor een periode van zes maanden vanwege klachten van drankmisbruik en grove onkunde. De Inspecteur voor de Gezondheidszorg had een klacht ingediend, waarop het Tuchtcollege de maatregel had opgelegd. De arts ging in hoger beroep, maar het Gerechtshof vernietigde de eerdere beslissing en legde een zwaardere maatregel op: ontzegging van de bevoegdheid om de geneeskunst uit te oefenen.
De arts heeft in cassatie verschillende middelen aangevoerd. Hij betoogde onder andere dat het Hof niet had beslist op zijn verweer dat hij zich niet adequaat kon verdedigen tegen oude beschuldigingen. Dit middel faalde, omdat het Hof had vastgesteld dat de klacht was gebaseerd op recente feiten. Daarnaast werd betwist dat het Hof onterecht had geoordeeld over grove onkunde in een specifieke casus, waarbij de arts een patiënt met een myocardinfarct in zijn woning achterliet. Het Hof oordeelde dat grove onkunde niet alleen in extreme gevallen voorkomt en dat de beoordeling van de feiten aan het Hof was voorbehouden.
Verder werd aangevoerd dat het Hof de rechten van de arts had geschonden door te oordelen op basis van anonieme klachten. Het Hof had echter voldoende bewijs van met name genoemde patiënten en had de klachten op een zorgvuldige manier gewogen. Ook werd betoogd dat het Hof ten onrechte had meegewogen dat de arts eerder was veroordeeld voor ontucht met een minderjarige, maar dit werd verworpen omdat het strafvonnis niet aan de beslissing ten grondslag was gelegd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de arts verworpen en geoordeeld dat de tuchtrechtelijke procedure en de opgelegde maatregel rechtmatig waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk op 19 mei 2000.