ECLI:NL:HR:2000:AA5780
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beschikking Rechtbank inzake gezamenlijke huishouding en terugvordering uitkering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Gemeente 's-Gravenhage had een verzoek ingediend bij de Kantonrechter om te bepalen dat verzoekster en haar partner een bedrag van ƒ 59.951,69 schuldig waren, dat onmiddellijk opeisbaar zou zijn bij het niet nakomen van een aflossingsregeling. De Kantonrechter heeft dit verzoek op 11 maart 1998 toegewezen, waarna verzoekster en haar partner in hoger beroep gingen bij de Rechtbank. De Rechtbank bekrachtigde op 31 mei 1999 de beschikking van de Kantonrechter, wat leidde tot het cassatieberoep van verzoekster.
In cassatie werd de vraag behandeld of er sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen verzoekster en haar partner, wat van belang was voor de terugvordering van de uitkering die de Gemeente had verstrekt op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de juiste maatstaf had gehanteerd bij de beoordeling van de gezamenlijke huishouding en dat de verklaringen van verzoekster en haar partner voldoende waren om te concluderen dat zij gezamenlijk in hun huisvesting voorzagen en zorg droegen voor elkaar.
Echter, de Hoge Raad oordeelde ook dat de Rechtbank ten onrechte het bewijsaanbod van verzoekster had gepasseerd. Dit bewijsaanbod betrof getuigen die konden verklaren over de situatie van de gezamenlijke huishouding. De Hoge Raad vernietigde daarom de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verzoekster waren begroot op ƒ 4.490,--.