ECLI:NL:HR:2000:AA5779
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- R. Herrmann
- C.H.M. Jansen
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over statutenwijziging van de Stichting Islamitisch Sociaal Cultureel Centrum voor Flevoland
In deze zaak heeft het bestuur van de Stichting Islamitisch Sociaal Cultureel Centrum voor Flevoland, hierna te noemen 'de stichting', op 6 oktober 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Zwolle. Het bestuur verzocht om de statuten van de stichting te wijzigen op basis van artikel 2:294 BW, overeenkomstig een overgelegd ontwerp van een notariële akte. De Stichting World Islamic Mission en een verweerder uit Pakistan hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek. De Rechtbank heeft op 26 augustus 1998 het verzoek afgewezen en de stichting ambtshalve ontbonden, waarbij het dagelijks bestuur tot vereffenaar werd benoemd. Hierop hebben de verweerders hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat op 30 maart 1999 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd voor zover het verzoek tot statutenwijziging werd afgewezen, maar de beschikking voor het overige heeft vernietigd.
Het bestuur heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het Hof. De Advocaat-Generaal Hartkamp heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. In cassatie is vastgesteld dat de statuten van de stichting onder andere bepalen dat de Geestelijk Leider, die voor het leven wordt benoemd, bindende adviezen kan geven aan het bestuur. De statuten vereisen dat voor wijzigingen schriftelijke toestemming van de Geestelijk Leider moet worden verkregen. Het Hof heeft geoordeeld dat de statutaire positie van de Geestelijk Leider niet automatisch leidt tot een onbereikbaar doel van de stichting en dat de Geestelijk Leider zijn bevoegdheid niet heeft gebruikt.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en geoordeeld dat de oordelen van het Hof niet blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan het bestuur van de stichting opgelegd, die tot op dat moment aan de zijde van de verweerders op nihil waren begroot. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 12 mei 2000.