1. Prod. I Beusmeat c.s. in eerste aanleg.
2. De voornaamste bepalingen van de drie besluiten zijn vermeld in de s.t. van de landsadvocate, § 1.3., p. 2-5.
3. PbEG L 216/95.
4. Prod. II Beusmeat c.s. in eerste aanleg.
5. Richtlijn van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handels-verkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, PbEG L 395/13 van 30 december 1989. Vgl. s.t. raadslieden Beusmeat c.s., nrs. 6-7, p. 3-4.
6. Richtlijn van de Raad van 10 december 1990, PbEG 1990, L 373/1.
7. Uit beschikking 98/248/EG van de Raad van 31 maart 1998 (Pb EG 1998 L102/26) en uit beschikking 98/745/ EG van de Raad van 17 december 1998 (Pb EG 1998 L 358,/13) is af te leiden dat de toepassing van de beschikking is uitgesteld tot 1 januari 1999 resp. 31 december 1999. (Vgl. s.t. landsadvocate onder 1.2, p. 2, 4.12, p. 15 en 4.14, p. 16, alsmede de bijlage bij deze s.t., nr. 19, p. 7). Over de te nemen maatregelen bestond gebrek aan overeenstemming in de Raad (de zgn. Landbouwraad) en in het Permanent Veterinair College (PVC); vgl. s.t. landsadvocate, § 1.2., p. 2, en de concl. voor het in noot 12 te noemen arrest, § 1.7. en § 1.9. De belangrijkste bezwaren van een meerderheid binnen het PVC waren de aanwijzing van runderen als gespecificeerd risicomate-riaal (SRM) en het verplichte verbrandingsproces.
8. Beschikking 99/881/EG van de Raad van 14 december 1999 (PbEG 1999 L 331/78).
9. Prod. III en IV Beusmeat c.s. in eerste aanleg.
10. Prod. V Beusmeat c.s. in eerste aanleg.
11. Prod. VI Beusmeat c.s. in eerste aanleg. Het vonnis in eerste aanleg noemt per abuis: 26 september.
12. HR 19 juni 1998, NJ 1999, 219, m.nt. T. Koopmans.
13. In hoger beroep hebben zij hun eis op een punt dat in cassatie niet aan de orde is gewijzigd.
14. Deze voorwaarde lag niet in dit deel van de vordering van Beusmeat c.s. besloten, maar wel in het andere deel daarvan, dat in cassatie niet meer aan de orde is.
15. Voor zover het handelingen in deze cassatieprocedure betreft doel ik met “Beusmeat c.s.” niet mede op Van Rijn Vlees Voorhout B.V.
16. Zie hiervóór, § 2.2., 2e al.
17. De spelling van het woord “lidstaat” (in het enkelvoud of meervoud) heb ik gestandaardiseerd volgens de huidige, ook door de Europese instellingen en in Europese regelgeving gehanteerde schrijfwijze. Ook overigens heb ik, zelfs in citaten, de huidige wettelijke spelling gevolgd (dus bijv. product”steeds met een c)..
18. S.t. raadslieden Beusmeat c.s. nr. 15, p. 5, nr. 19_33, p. 6_10 en nr. 41_42, p. 12_13 en dupliek idem, nr. 6, p.2_3.
19. Nr. 32, p. 10. Vgl. repliek in cassatie nr. 4, p. 2_3.
20. S.t. raadslieden Beusmeat c.s., nr. 37, p. 11.
21. In het vervolg zal ik dit artikel zonder meer aanduiden als art. 30.
22. Art. 6 van de Richtlijn heeft betrekking op controles op plaatsen waar producten uit derde landen op het in bijlage I van richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebied kunnen worden binnengebracht.
23. De raadslieden van Beusmeat c.s. geven dit criterium onder 34, p. 10 van hun s.t. m.i. niet geheel juist weer.
24. Vgl. s.t. raadslieden Beusmeat c.s., nr. 34, p. 10.
25. Cassatiedagvaarding nr. 9, p. 6.
26. Vgl. repliek in cassatie, nr. 5, p. 3_4 en de aldaar genoemde vindplaatsen: pleitnotities landsadvocaat d.d. 23 oktober 1997, nr. 37, p. 13, m.v.a. Staat, nr. 35, p. 11 en pleitnotities landsadvocaat d.d. 9 maart 1998, nr. 11, p. 6.
27. Vgl. concl. bij het in noot 12 genoemde arrest, § 3.4 en § 3.5 alsmede de aldaar aangehaalde rechtspraak.
28. K. Lenaerts/P. van Nuffel, Europees recht in hoofdlijnen, 1999, nr. 165, p. 189; zie voorts Kapteyn/VerLoren van Themaat, Inleiding tot het recht van de Europese Gemeenschappen, 1995, § 3.3.1., p. 386-388 (door K.J.M. Mortelmans); R.H. Lauwaars/C.W.A. Timmermans, Europees recht in kort bestek, 1999, p. 208; R. Barents/L.J.Brink-horst, Grondlijnen van Europees recht, 1999, p. 338-339.
29. S.t. landsadvocate, § 4.7, p. 13.
30. Dupliek, nr, 7, p. 3.
31. S.t. van hun raadslieden, nr. 38, p. 11 en nr. 46, p. 13.
32. HvJ EG 8 november 1979, zaak 251/78 (Denkavit Futtermittel GmbH t. Land Nordrhein-Westfalen), Jur. 1979, p. 3369, TVVS 1980, p. 194 (M.R.M.).
33. Overigens is bij het HvJEG al een verzoek om een prejudiciële beslissing over de uitleg van art. 9, lid 1, van de Richtlijn aanhangig. Het verzoek daartoe is gedaan door Het Majesty's Court of Appeal in Northern Ireland (zaak C-477/98). Op 10 februari 2000 had, voor zover na te gaan, de advocaat-generaal bij het HvJ nog niet geconclu-deerd.