ECLI:NL:HR:2000:AA5734
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor diefstal met geweld en strafbepaling bij meerdere feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1969 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De IJssel', was eerder door het Hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaar voor diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de dood ten gevolge was. Het Hof had ook een gevangenisstraf van één jaar opgelegd voor andere feiten, die in eerste aanleg waren bewezen verklaard maar waartegen de verdachte zijn hoger beroep had ingetrokken.
De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Kengen, had middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad bevestigde dat het Hof de straf voor de niet aan zijn oordeel onderworpen feiten niet verder hoefde te motiveren, aangezien de veroordeling voor deze feiten al onherroepelijk was geworden.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep, wat betekent dat de eerdere veroordeling van het Hof in stand bleef. Dit arrest is van belang voor de toepassing van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de strafbepaling bij meerdere feiten en de motiveringsplicht van de rechter.