ECLI:NL:HR:2000:AA5649
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- C.H.M. Jansen
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over terugvordering bijstandsbedrag door gemeente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 april 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [verzoeker] tegen de Gemeente Boarnsterhim. De Gemeente had op 11 september 1998 een verzoekschrift ingediend bij het Kantongerecht te Leeuwarden, waarin zij verzocht om te bepalen dat [verzoeker] een bedrag van € 5.151,46 aan haar schuldig was wegens verleende bijstand. Tevens vroeg de Gemeente om een maandelijkse betaling van het voor beslag vatbare gedeelte van [verzoeker]s inkomen totdat de schuld was voldaan. De Kantonrechter heeft op 19 februari 1999 het verzoek van de Gemeente toegewezen, waarna [verzoeker] in hoger beroep ging bij de Rechtbank te Leeuwarden. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beschikking van de Kantonrechter op 16 juni 1999.
In cassatie voerde [verzoeker] aan dat de Rechtbank had miskend dat tegen de beslissing van de Gemeente van 18 maart 1997 geen bezwaar of beroep openstond, waardoor de burgerlijke rechter een zelfstandig oordeel moest vormen over de geldigheid van die beslissing. De Hoge Raad oordeelde echter dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat het besluit van 18 maart 1997 een beëindigingsbesluit was en dat hiertegen wel bezwaar en beroep openstond. De Hoge Raad verwierp het beroep van [verzoeker] en bevestigde daarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt hoe om te gaan met terugvorderingsbesluiten in het kader van de Algemene Bijstandswet en de rol van de burgerlijke rechter in dergelijke geschillen. De beslissing benadrukt dat de burgerlijke rechter zich moet houden aan de geldigheid van besluiten die door de bestuursrechter zijn genomen, mits daartegen bezwaar of beroep openstond.