gevestigd te Roermond,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: De Oude Molen en [de eigenaar van de watermolen] - hebben bij exploit van 8 augustus 1991 verweerder in cassatie - verder te noemen: WZL - gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond en gevorderd WZL te veroordelen om enerzijds aan De Oude Molen ƒ 160.863,75 en anderzijds aan [de eigenaar van de watermolen] te betalen een bedrag van ƒ 239.083,17, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 1991.
WZL heeft de vorderingen bestreden en zijnerzijds in reconventie gevorderd De Oude Molen en [de eigenaar van de watermolen] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan WZL te betalen een bedrag van ƒ 26.793,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 1991.
De Oude Molen en [de eigenaar van de watermolen] hebben in reconventie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 15 april 1993 in conventie WZL tot bewijslevering toegelaten.
Vervolgens heeft [de eigenaar van de watermolen] zijn eis vermeerderd met de bedragen ƒ 36.478,17, ƒ 12.011,22 en ƒ 2.391,95.
Na enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 25 november 1993 in conventie WZL veroordeeld om aan De Oude Molen ƒ 94.500,-- en aan [de eigenaar van de watermolen] ƒ 269.858,75 te betalen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 1991, en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de Rechtbank de vordering afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft WZL hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij memorie van grieven heeft WZL zijn reconventionele eis vermeerderd en gevorderd de veroordeling van De Oude Molen tot terugbetaling van ƒ 36.750,-- en [de eigenaar van de watermolen] tot terugbetaling van ƒ 269.858,75, telkens vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 1 december 1993.
De Oude Molen en [de eigenaar van de watermolen] hebben incidenteel appel ingesteld. Bij memorie van grieven in het incidenteel appel heeft [de eigenaar van de watermolen] zijn vordering in conventie vermeerderd met een bedrag van ƒ10.040,46.
Bij tussenarrest van 3 mei 1995 heeft het Hof gerechtelijke plaatsopneming gelast.
Na descente heeft [de eigenaar van de watermolen] zijn eis vermeerderd met de bedragen ƒ 2.966,76, ƒ 494,46 en ƒ8.550,--.
Het Hof heeft bij tussenarrest van 18 september 1996 [de eigenaar van de watermolen] tot bewijslevering toegelaten.
Na enquête heeft [de eigenaar van de watermolen] in het incidenteel appel zijn eis vermeerderd met een bedrag van ƒ2.391,95.
Bij arrest van 17 juni 1998 heeft het Hof de bestreden vonnissen vernietigd en opnieuw rechtdoende in conventie de vordering van [de eigenaar van de watermolen] afgewezen en die van De Oude Molen ten dele, zoals vermeld in de rechtsoverwegingen van dit arrest, toegewezen. Voorts heeft het Hof [de eigenaar van de watermolen] veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van ƒ 269.858,75 en De Oude Molen veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van ƒ35.250,--, telkens vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 1993. Ten slotte heeft het Hof WZL tot bewijslevering toegelaten.
De drie vermelde arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.