ECLI:NL:HR:2000:AA5550
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- H. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en afschrijving goodwill bij maatschap
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 april 1999, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 2.522.518,--, maar na bezwaar door belanghebbende was deze verminderd. Het Hof had de aanslag verder verlaagd tot f 2.215.552,--, met een bijzonder tarief van 45% voor een deel van het inkomen. Belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij de Staatssecretaris van Financiën het cassatieberoep bestreed.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen van cassatie en komt tot de conclusie dat het Hof terecht heeft geoordeeld over de afschrijving van de verworven goodwill. Belanghebbende had de goodwill van Apotheek A, die hij in 1986 had overgenomen, in tien jaar willen afschrijven. Na de verkoop van de apotheek in 1994, waarbij een bedrag van f 1.839.000,-- voor de goodwill was bedongen, ging belanghebbende een maatschap aan met D B.V. Het Hof oordeelde dat de termijn van afschrijving van de goodwill op tien jaar gesteld kon worden, wat door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk werd geacht.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van het Hof blijft in stand, en de Hoge Raad bevestigt dat de ruilarresten niet van toepassing zijn, omdat belanghebbende in R een nieuwe onderneming is gestart en de exploitatie van de apotheek in Q is gestaakt. Dit arrest is op 19 april 2000 vastgesteld en in het openbaar uitgesproken.