ECLI:NL:HR:2000:AA5548

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35345
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Korthals Altes
  • Zuurmond
  • Pos
  • Beukenhorst
  • Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en hoofdverblijf

In deze zaak gaat het om een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan de belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1996, gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 50.559. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Gerechtshof, dat de aanslag heeft verminderd tot een belastbaar inkomen van f 49.561. De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

In cassatie is vastgesteld dat de belanghebbende en zijn echtgenote op 18 maart 1996 een nieuw huis hebben gekocht en dat zij op 14 juni 1996 hun oude woning hebben verkocht. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld dat zich richt tegen het oordeel van het Hof dat gedurende de periode van 18 maart 1996 tot 14 juni 1996 zowel het oude als het nieuwe huis als hoofdverblijf van de belanghebbende moet worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat er slechts sprake kan zijn van een hoofdverblijf in de zin van de wet als de belastingplichtige daadwerkelijk in die woning verblijft.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 19 april 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken door de vice-president Korthals Altes en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fase.

Uitspraak

Nr. 35345
19 april 2000
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 april 1999 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1996 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 50.559,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van f 49.561,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende bewoonde met zijn echtgenote aanvankelijk een hem toebehorend huis aan de b-straat 1 te Z. Op 18 maart 1996 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een woonhuis aan de a-straat 1 in dezelfde gemeente gekocht. Hierna werd dit woonhuis, dat op het moment van aankoop wel voor bewoning geschikt was, ingrijpend verbouwd. Op 14 juni 1996 heeft belanghebbende het huis aan de b-straat verkocht en hebben hij en zijn echtgenote hun intrek genomen in het huis aan de a-straat.
3.2 Het middel, dat is gericht tegen ’s Hofs oordeel dat gedurende de periode 18 maart 1996 tot 14 juni 1996 niet alleen het huis aan de b-straat maar ook dat aan de a-straat moet worden aangemerkt als hoofdverblijf van belanghebbende als bedoeld in artikel 42a, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1996), wordt terecht voorgesteld. Van een als hoofdverblijf ter beschikking staande woning in de zin van deze bepaling is slechts sprake als de belastingplichtige daarin daadwerkelijk zijn hoofdverblijf heeft (HR 8 februari 1989, nr. 25946, BNB 1989/110).
3.3 ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
- bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Dit arrest is op 19 april 2000 vastgesteld door de vice-president Korthals Altes als voorzitter en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fase, en op die datum in het openbaar uitgesproken.