ECLI:NL:HR:2000:AA5544
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Van Amersfoort
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Hof inzake inkomstenbelastingaanslag 1989
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Hof inzake een inkomstenbelastingaanslag voor het jaar 1989. De aan belanghebbende opgelegde aanslag betrof een belastbaar inkomen van ƒ 294.345,--, waarvan ƒ 223.480,-- belast was naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft de zaak laten toelichten door mr. J.B. de Meester, advocaat te Goes. In cassatie heeft belanghebbende het beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft.