ECLI:NL:HR:2000:AA5518
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- J. Neleman
- F. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- H. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over indeplaatsstelling van huurder in bedrijfsruimte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een verhuurder en een huurder. De huurder, aangeduid als [huurder], had de verhuurder, aangeduid als [verhuurder], gedagvaard om toestemming te verkrijgen voor de indeplaatsstelling van de besloten vennootschap Prismashop B.V. als huurder van de bedrijfsruimten. De Kantonrechter te Terneuzen had eerder een tussenvonnis gewezen waarin hij de huurder in de gelegenheid stelde om nadere inlichtingen te verstrekken. De verhuurder had hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Middelburg, die het tussenvonnis bekrachtigde en de zaak terugverwees naar de Kantonrechter.
De verhuurder stelde cassatie in tegen het vonnis van de Rechtbank, waarbij de huurder concludeerde tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal Langemeijer adviseerde eveneens tot verwerping. De Hoge Raad beoordeelde de klachten van de verhuurder en oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de huurder zijn vordering tot indeplaatsstelling tijdig had ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet onjuist had geoordeeld over de omstandigheden waaronder de indeplaatsstelling was gevorderd, en dat de huurder voldoende had aangetoond dat er geen grond was om de indeplaatsstelling te weigeren.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verhuurder en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor huurders om tijdig en adequaat te reageren op wijzigingen in de huurovereenkomst en de voorwaarden voor indeplaatsstelling, en benadrukt de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijke procedure voor beide partijen.