ECLI:NL:HR:2000:AA5441
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een persoon aan de Duitse autoriteiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2000 uitspraak gedaan in het kader van een uitleveringsverzoek van de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen. De opgeëiste persoon, geboren in 1968 in Duitsland, verbleef ten tijde van de uitspraak in het Huis van Bewaring 'De Karelskamp' te Almelo. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 22 juni 1999, waarin de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen van 22 januari 1999 werd vernietigd. De opgeëiste persoon is niet verschenen op de zitting van de Hoge Raad op 7 september 1999, en ook niet op de daaropvolgende zittingen, ondanks een bevel tot medebrenging dat op 30 november 1999 was uitgevaardigd. Dit leidde tot de conclusie dat de opgeëiste persoon onvindbaar was.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft op de zitting van 14 maart 2000 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien de onvindbaarheid van de opgeëiste persoon, het niet mogelijk is om het uitleveringsverzoek te onderzoeken. Daarom heeft de Hoge Raad de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van de aanwezigheid van de opgeëiste persoon voor een effectieve behandeling van een uitleveringsverzoek.