ECLI:NL:HR:2000:AA5407
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- J. Neleman
- A. Herrmann
- O. de Savornin Lohman
- H. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van onterecht ontvangen bijstandsuitkering door de Gemeente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [verzoekster] tegen de Gemeente [woonplaats]. De Gemeente had in eerste instantie bij het Kantongerecht te Haarlem verzocht om vast te stellen dat [verzoekster] een bedrag van ƒ 45.535,19 aan hen diende te voldoen, als gevolg van onjuiste informatie die zij had verstrekt over haar inkomsten en werkzaamheden. De Kantonrechter oordeelde op 9 juni 1998 dat [verzoekster] inderdaad dit bedrag moest terugbetalen, en dat zij en haar ex-man hoofdelijk aansprakelijk waren voor een deel van dit bedrag. Dit vonnis werd later door de Rechtbank te Haarlem op 26 januari 1999 bekrachtigd.
[Verzoekster] ging in cassatie tegen deze beslissing, waarbij de Gemeente geen verweerschrift indiende. De Advocaat-Generaal Strikwerda adviseerde om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet had onderkend dat het niet vaststellen van een afbetalingsregeling zou betekenen dat [verzoekster] het volledige bedrag onmiddellijk verschuldigd was, wat ook gevolgen had voor de wettelijke rente die zij zou moeten betalen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat de rechter bij het vaststellen van de terugbetalingsverplichting rekening moet houden met de mogelijkheid van een afbetalingsregeling, vooral gezien de financiële situatie van [verzoekster]. De beslissing van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop terugbetalingsverplichtingen in het kader van bijstandsuitkeringen worden behandeld, en onderstreept de noodzaak voor rechters om zorgvuldig te overwegen welke gevolgen hun beslissingen hebben voor de betrokken partijen.