ECLI:NL:HR:2000:AA5400
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- F. Herrmann
- M. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- J. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding en herstel van oude toestand na onrechtmatige dam aanleg
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, [eiser], verweerder in cassatie, [verweerder], gedagvaard voor de Kantonrechter te Groningen. Eiser vorderde primair schadevergoeding van ƒ 3.489,75, vermeerderd met wettelijke rente, en subsidiair de verwijdering van een dam die door verweerder zonder toestemming in een sloot was aangelegd. De Kantonrechter verklaarde zich bevoegd en bepaalde een descente en comparitie van partijen. Uiteindelijk wees de Kantonrechter de vorderingen van eiser af in zijn eindvonnis van 20 november 1996. Eiser ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Groningen, die op 20 februari 1998 het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigde en eiser niet-ontvankelijk verklaarde in zijn appel tegen de tussenvonnissen.
Eiser stelde dat verweerder onrechtmatig had gehandeld door de dam aan te leggen en dat hij niet mocht terugkomen op zijn toezegging om de dam te verwijderen. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat eiser geen rechtens te respecteren belang had bij zijn vordering. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens werd verweerder veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op ƒ 698,27 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.